Cambodja (Phnom Penh – Kampot – Otres Village)

In de ochtend neem ik afscheid van Daniel, die terugvliegt naar de UK. We zwaaien en geven elkaar de middelvinger (inside joke) en ik ben weer alleen. Ik vlieg in de middag naar Cambodja, Phnom Penh, voor mijn nieuwe avontuur. Ben er ook wel aan toe, als ik eerlijk ben. Ik ben oprecht van Vietnam gaan houden. Van de mensen, de natuur, de geuren, de cultuur en de oprechte (on)vriendelijkheid, maar het is tijd voor iets nieuws. Vanaf Ho Chi Minh is het maar een half uurtje vliegen en voor nog geen 40 euro ben je het land al in. Dan nog even een visum regelen, wat gewoon op de luchthaven kan, en je kunt weer op pad.

Superhandig: in Cambodja gebruiken ze èn Cambodjaanse Riels èn Amerikaanse Dollars. Pinnen kan alleen in dollars en als je op halve dollars moet afrekenen, krijg je er riels voor terug. Superkut, dus. Maar ik koop direct een simkaart op het vliegveld, zodat ik data heb en een Uber kan bestellen. Dit zijn altijd ‘normale’ prijzen, dus ik word voor 7 dollar bij mijn hostel afgezet. VEEL duurder dan Vietnam haha, maar goed, we doen het er maar mee. Mo was eerder al naar Cambodja afgereisd en we hebben ‘s-avonds afgesproken om even een biertje te doen met hem en zijn meisje. Zij pakken om 11 uur de bus naar Siem Reap en ik blijf nog een paar daagjes hier. Ik wil graag nog even naar de Killing Fields en wat musea.

De volgende dag ga ik naar het Tuol Sleng museum. Althans, museum. Het was een school, die in de tijd van de Rode Khmer in gebruik is genomen als gevangenis c.q. foltercentrum. Dus daar ging ik weer; jankend door het gebouw, bij het aanzicht van de foto’s van alle mensen, die uiteindelijk naamloos gestorven zijn door marteling of koude executie. Ik maak in dit soort gebouwen nooit foto’s (op uitzondering van de ene foto van de barakken op Phu Quoc), omdat ik me er niet prettig bij voel. Alsof het respectloos is. Ik heb dan ook geen foto van het schilderij dat het meeste indruk op me maakte.

Een van de gevangen van S21 (zoals het in de tijd van de Rode Khmer werd genoemd; alles werd ontdaan van namen en werd nummers) was Vann Nath. Een kunstenaar en overlever van de beruchte gevangenis. Hij schilderde stukken van alles dat hij in die periode zag. De martelingen, de moorden op de Killing Fields en eentje waarbij het onderwerp een baby was. Op het doek zie je een moeder, die wordt weggesleept door een van de bewakers. Weg van een andere bewaker, die met zijn rechterhand het onderbeentje van een pasgeboren baby vasthoudt en deze de lucht in slingert. Alles duidt erop dat hij de baby dood wil slaan tegen de boom, die tegenover hem staat.

Kinderen werden vrijwel altijd direct vermoord, onder het mom van “onkruid moet je bij de wortels aanpakken”. Alles en iederen (al dan niet terecht – ze werden nogal paranoïde) dat zich niet aan de regels van de Ankor hield, was ten dode opgeschreven. Zij en hun familieleden. Jong en oud. Dit gebeurde allemaal 40 jaar geleden (1975-1979), dus wat mij betreft, net om de hoek. Ik kan me zelfs nog herinneren dat Pol Pot leefde en het nieuws haalde, na zijn bewind uiteraard (ik ben een jonge blom), en dat dat grote indruk op mij maakte. Ik wil je uitnodigen om even een Wiki pagina te openen over deze beste vriend en je in te lezen in wat deze mensen hebben meegemaakt. Het is heftig. Net als alle oorlogen in Vietnam, wat ook maar zo kort geleden is. Goed, ik wil geen domper op de feestvreugde zijn (kan morgen weer, want dan ga ik naar één van de talloze massagraven van de Rode Khmer), dus weer even leuke dingen.

Althans, leuk. Ik ben door verschillende mensen nogal een beetje bang gemaakt voor de mensen in Phnom Penh. Ze zouden iedereen op de brommer beroven en als het handvat van je tas niet brak, sleuren ze je mee, tot je met je hoofd een lantaarnpaal raakt en deze uit elkaar spat. Dood. Hoi, gezellig zeg. Ik merk dat ik me, met deze opmerkingen in mijn achterhoofd, anders en krampachtiger gedraag dan waar dan ook ter wereld. Ik trek dat heel slecht en vind ik ook niet leuk. Lieve mensen; laat mij maar gewoon mij zijn. Mijn voornemen voor de dag erna is dan ook gewoon mezelf zijn, want aan het einde van de dag blijkt dus ook dat helemaal niemand mij geprobeerd heeft te beroven en iedereen was superlief. Ze noemden me Gaga, wilden met me op de foto en maakten praatjes met me.

Ik wilde na S21 naar het Royal Palace, maar terwijl ik in de tuk tuk zat, kwamen we in een soort file terecht. Er kwam een enorme stroom aan monniken voorbij in oranje klederdracht, met erachter mensen gekleed in zwart en wit. Wat blijkt; het is Magha Puja; een van de belangrijkste boeddhistische gedenkdagen. Ik zal je verder niet vervelen met de bijzonderheden. Als je wilt weten waar dat nou weer over gaat, moet je even het grote orakel (aka Google) raadplegen. Maar goed, feestdag, dus het paleis is gesloten, helaas. Dus ik loop naar een tempel, waar van alles aan de gang is. Het is prachtig. Kitsch, maar mooi. Overal gouden beelden zoals je zou verwachten hier. Weer zo anders dan Vietnam of China.

Ik wandel terug naar het hostel (met zwembad en ALLES) en word weer niet beroofd. Ik maak plannen om in de avond ergens de blauwe supermaan te bekijken. Ik ontmoet in het hostel Nathan, een jongen uit de US die ook wel meewil naar een rooftopbar en we gaan weer. Je zou denken, dat met dat mooie weer in Cambodja, je wel wat sterren en de maan te zien krijgt. Niet hè. We zien NET de verduistering, voordat de wolken de boel overlappen en ons zicht belemmeren. Daarnaast zijn we in een soort Vie-achtige aangelegenheid, waar ik me niet minder op mijn gemak kan voelen. Meiden op hoge hakken, helemaal in de make-up en bijna allemaal westers. Nee, dit is niet aan mij besteed; ik in mijn hippiejurkje zonder vorm, mijn droge haar en make up loze koppie hoort hier niet tussen. Gelukkig hebben ze wel (peperdure) lekkere wijn, dus we doen 1 drankje voor we weer oprotten. We hebben de volgende ochtend allebei de tour geboekt naar de killing fields en die vertrekt om 08.30 uur.

Haha! Ik had natuurlijk weer niet goed gelezen… superdom enzo; het blijkt dat die tour inhield dat we eerst naar S21 gingen en DAARNA killing fields. Nah ja, nog maar een keer dan. Ik kan je zeggen; net zo indrukwekkend. Nog indrukwekkender. Twee van de overlevenden (van de 6 hè) zaten daar, hun kunstwerken te verkopen. Ik durfde ze haast niet aan te kijken. Dat hun verdriet, hun demonen, hun pijn nu een onderdeel is van een tour. Een toeristische attractie voor hordes onwetende, achterlijke toeristen, waarvan een groot gedeelte niet eens de tijd neemt om de audiotour te doen of maar alle verhalen te horen. Ik heb het er een beetje moeilijk mee. Ik vraag me af hoeveel mensen langs die twee kleine, iele mannetjes zijn gelopen, zonder te beseffen wie ze überhaupt zijn en wat ze hebben meegemaakt.

Goed. Op naar het volgende gezellige stoppunt; de Killingfields. Één van de meer dan 300 gevonden massagraven van de Rode Khmer. Naamloos en gezichtloze lijken, van mensen die gefolterd zijn tot de dood. Ook hier heb ik de audiotour gedaan en wat ben ik er blij om. Nooit heb ik me echt geïnteresseerd in geschiedenis, want boeiend, het is al voorbij. Maar misschien komt dat ook wel met de jaren; oprechte interesse. Ik vertelde je al eventjes over het schilderij dat ontzettend veel indruk op me maakte en er was niks van gelogen en heb dat stuk tekst ook niet later aangepast. Ik zeg dat even, omdat ik bij de killingfields dus naast die boom stond. Ik wist niet dat deze boom, waar baby’s dus tegen kapot werden geslagen (aan de beentjes), uberhaupt bestond. Laat staan dat ik wist dat ik hem met eigen ogen zou aanschouwen. Zelfs hierover typen brengt weer zoveel emotie bij me teweeg, dat mijn keel wordt dichtgeknepen. Laat ik niet teveel een domper op de feestvreugde zijn en het hier even bij laten, wat betreft ellendige geschiedenis. Oh nee, nog 1 ding. De schedels die ze (semi-heel) hebben gevonden in de graven hebben ze, als eerbetoon, uitgestald in een soort pagode-achtig complexje, waar je een laatste eer kunt bewijzen. Het zijn er 3000 en tot de dag van vandaag zijn nog niet alle restanten gevonden en gaat het graven dus gewoon door.

Okay! Tijd voor iets nieuws. Ik ben een beetje klaar met alle ellende die de mensheid elkaar aandoet en boek een ticket naar Kampot. Wat overigens helemaal geweldig moet zijn. Dus toedeloe gekkie Phnom Penh, op naar wat rust.

——————
Kampot

Toen we eenmaal Phnom Penh achter ons lieten, kwam ik een beetje tot rust. De energie van de stad, past niet helemaal bij me, dus ik was blij dat we door de polder van Cambodja reden. En wat een verschil ineens met Vietnam! Enorme palmbomen en huisjes op “stelten” waaronder de mensen in hangmatten liggen en boven slapen. Althans, gok ik. Weinig waterbuffels, maar veel meer witte koeien.

Ik had verwacht dat er wellicht niet zoveel anders zou zijn, maar niks is minder waar. Het voedsel is anders (lekkerder), de uitzichten zijn verschillend, de mannen zijn knapper en het zonnetje lijkt altijd te schijnen. Bij aankomst in Kampot merk ik al een veel relaxtere sfeer dan in de grote stad. De beste mensen hebben zelfs een “Durian Roundabout”. Voor de mensen die niet weten wat dat is; stinky fruit. Een soort vrucht dat aan de boom groeit. Hebben ze hier even een soort van superaltaar voor gebouwd.

Lachuh!
Ik kom in het SUPERCHILLE hostel aan; High Tides. Ik had het van te voren geboekt via Hostelworld, wat maar goed is ook, want voor de rest zat het helemaal vol. Allereerst stond ik er geen moment bij stil dat de naam zou staan voor de toestand waarin je verkeert als je een jointje of wat rookt en ten tweede wist ik niet dat dit daarom zo’n hippie epicentrum zou zijn. Maar ik ben er best blij mee. Hoewel ik zelf helemaal niet blow, vind ik het gezelschap van stoners best vermakelijk en maak daarom direct vriendjes met mensen. Ik dacht dat al deze mensen (ik ontmoet er al snel 5, waarvan 1 dealer) verbleven in het hostel, maar het zijn inwoners van het plaatsje Kampot. Blijkbaar is dit een toevluchtsoord voor marihuana lovers. Geweldig.
De dorms zijn heel simpel. Bamboehutjes op stelten, geen airco, maar de sfeer is geweldig. De bar kijkt uit op de rivier en het uitzicht is in 1 woord adembenemend. Er komen kleine vissersbootjes voorbij en met een reggae muziekje op de achtergrond kom ik helemaal tot rust.

Ik ontmoet Dan, Joseph, Carsten en Ben, waarmee ik de Fabulous Five vorm in een scooter rit richting het National Park. Dan is de vader van Joseph en ze komen beide uit de UK, maar dan woont al enige tijd in Cambodja. Carsten komt uit Duitsland en Ben is van nature Frans, maar woont al een tijdje in Londen en Thailand. Heerlijke mensen. Omdat Dan de weg wel weet, is hij de officieuze leider van de motorcycle gang en we scheuren over de wegen van Cambodja, die beter zijn dan menige weg in Wallonië. Of had ik die grap al eens gemaakt? Hahaha, hoe dan ook, het is waar.

De tocht naar de berg is geweldig en we zien een groot (lelijk) boeddhabeeld en gaan naar wat verlaten dingetjes, waaronder een kerk. Superleuk.

Ik had van een vegan restaurantje al lunch in een pakket meegekregen dus dat verorber ik op een klif, terwijl de rest een jointje rookt.

V.l.n.r. Carsten, Ben, Dan, moi & Joe

Het lijkt nu alsof ik direct iets ben gaan doen met die jongens, toen ik aankwam, maar niets is minder waar. Ik heb de eerste 2 dagen geen ene fuck gedaan, behalve lezen, muziek luisteren, Netflix kijken en chillen. De plek vraagt er ook om. Wel ben ik 1 ochtend vroeg opgestaan om de zonsopgang te kunnen zien.

Er wordt een feestje gegeven in het hostel en ik laat me verleiden om mijn haar een beetje los te gooien. We feesten tot in de late uurtjes, wat ik overigens de volgende dag moet bekopen. Ik ben toch ook geen 20 meer, dus de volgende dag lig ik vooral uit te brakken. Het was dinsdag hahaha.

Woesdag rijd ik een beetje rond op de scooter en ga naar een waterval, op aanraden van het personeel. Het is een kleine waterval, maar eentje die zich over een aantal vijvers verspreidt. Snap je? Van de ene vijver in de andere vijver naar beneden. Ik doe een flinke hike en zit met Manuel te appen. Hij vertelt me hoe koud het wel niet is in Nederland, terwijl het zweet van mijn rug gutst. Ik heb zelfs een beetje een kleurtje. Althans, het begint te komen, echt bruin word ik natuurlijk nooit. Ik boek een ticket voor de volgende dag richting Otres Beach, in het Zuiden van Cambodja. Ik weet zeker dat ik voor altijd in Kampot zou kunnen blijven, dus ik begrijp de mensen die zich hier vestigen wel. Reden temeer om weg te gaan en op naar een volgend avontuur. Dan en Joseph komen wellicht ook nog achter me aan, dus dat wordt gezellig. Tabee fijne familie in Kampot.

————-
Otres

Dan had tegen me gezegd dat ik Otres nooit meer zou willen verlaten, zodra ik er was en verwachtte dus dat het een beetje het zelfde zou zijn als Kampot. Maar zodra ik uitstap, begrijp ik niet zo goed waar hij het nou over heeft. Otres ‘village’ blijken 2 straten te zijn. Wat zeg ik, straten? Meer zandwegen. Er zitten barretjes en restaurants aan weerszijden en that’s it. “Ik ben hier binnen een paar dagen weer weg”. Ik ben er nu 5 dagen en wil nog lang niet weg. Ik ben in super hippie ville aangekomen en ik voel me er thuis. In de ochtend doe ik Tai Chi en meditatie. In de middag doe ik yoga op het strand en neem een duik in het heerlijke warme zeewater. De jonge monikken zoeken hier ook hun verkoeling.

In de namiddag doe ik hoelahoep workshops (ja, echt waar… en is geweldig). Tussendoor lees ik. De omgeving ademt een sfeer van constante chillheid. Je moet er wel tegen kunnen. Stresskoppies zouden het hier niet lang uithouden, denk ik.

Op zaterdag is er de wekelijkse nightmarket. Hoewel een hoop reizigers (lees: hippies) hier hun sieraden en ander handgemaakt spul verkopen, is het meer een soort festival, met continu livemuziek en optredens. Een van de jongens die in het zelfde hostel verblijft als ik, doet een circusact. Jazeker, een bedevaartoord voor hippies. Heerlijk.

Na een aantal dagen biedt de eigenaar van het hostel mij werk aan. Ik kan er werken tegen kost en inwoning en zal inchecken, bar diensten draaien, bedden verschonen en gezellig doen. Dus, het ziet ernaar uit dat ik me hier een tijdje ga settelen. Ik word één van de inwoners van Hippieville – Otres Village.. voor in ieder geval een tijdje.

Nu nog dreadlocks en de transformatie is compleet hahaha.